Nadat de geallieerde troepen in augustus 1944 door de wurggreep van het Duitse leger in Normandië braken ging het snel. De geallieerde legers trokken snel door het noorden van Frankrijk naar het westen en noorden. Een directe aanval op het Duitse grondgebied was uitgesloten, want dat zou betekenen dat de geallieerden de sterk verdedigde Siegfriedlinie zouden moeten aanvallen en vervolgens de Rijn zouden moeten oversteken. Dit zou een bloedige aanval betekenen, die grote risico's kende.
In Nederland werden de berichten over de snelle opmars van de geallieerden met interesse gevolgd. Toen op 4 september het bericht kwam dat de geallieerden de grens van Nederland op sommige plaatsen waren gepasseerd ontstond het idee dat Nederland nu wel snel zou worden bevrijd. Dolle dinsdag brak aan. De verhalen werden steeds sterker aangedikt en het leek alsof de bevrijding nog diezelfde dag kon plaatsvinden.
Het bericht van de oprukkende troepen klopte, want de Canadezen waren inmiddels langs de kust opgetrokken tot aan Zeeuws Vlaanderen. Antwerpen was bij toeval in handen gevallen van de Britse troepen, omdat het slecht werd verdedigd door de Duitsers. Dit was niet het geallieerde plan, want Antwerpen zou een van de doelen van de Canadese troepen zijn. De Britse en Amerikaanse troepen hadden het grootste deel van België inmiddels onder controle.
Wat echter in de verhalen niet werd verteld, was dat het grootste deel van de geallieerde troepen nog steeds in Frankrijk waren en nog een behoorlijke afstand moesten overbruggen. De geallieerden hadden de troepen nog niet gereed om een dergelijke aanval al op zo'n korte termijn te doen.
Ook de geallieerden roken hun kans. Alhoewel tegen dit plan behoorlijk wat tegenstand was bij de geallieerden, lanceerden ze eind september 1944 de operatie Market Garden. De geallieerden wilden voor de winter inviel in een sprinttempo vanuit België doorstoten tot over de Rijn bij Arnhem. Ondersteund door luchtlandingstroepen in Noord Brabant en Gelderland trokken de geallieerden op en haalden de meeste doelen. Alleen de brug bij Arnhem was "een brug te ver".
Een van de belangrijkste problemen van de geallieerden was de logistiek. Na de landingen in Normandië, met de geïmproviseerde havens, waren nog geen belangrijke havens beschikbaar gekomen, waarmee de aanvoerlijnen kort zouden zijn. De grote haven van Antwerpen was al wel door de Britten bevrijd, maar de monding van de Schelde werd in Zeeland nog gecontroleerd door de Duitsers.
In oktober en november 1944 werd het verdrijven van de Duitsers uit Zeeland een van de belangrijkste taken van het Canadese leger. Een zware taak, want het Zeeuwse land is wijds en de dijken geven beschutting voor de verdediging. Doordat het land laag ligt, werden delen onder water gezet, waardoor oprukkende troepen werden opgehouden. Kortom een zware taak, die veel slachtoffers maakte.
Ondertussen hadden de geallieerde legers een adempauze nodig in de wintermaanden en werden in 1944 alleen nog delen onder de grote rivieren bevrijd. De rest van Nederland wachtte een hongerwinter met de nodige ontberingen en de geallieerde legers werden in de Ardennen nog verrast door een stevig offensief van de Duitsers.
De gehoopte bevrijding bleef langer op zich wachten, dan de meeste Nederlanders hadden gehoopt.
De afbeeldingen zijn overgenomen uit:
The Victory Campaign, het derde deel uit de officiële geschiedschrijving van de Canadezen.