Het Kattenhotel.
Drie jaar geleden deed hij zijn intrede. Onze kat, toen nog katje, Jemal genaamd. Het was een kater die al ras omgetoverd werd tot “je-weet-wel-kater” om dat het daarmee in huis een stuk beter uit te houden valt. Ongeveer een jaar later, kwam Mokum logeren. “omdat ik op vakantie ga mam” zei dochter nog heel lief. Mokum is nog steeds aan het logeren. Af en toe herinner ik dochter daaraan, waarna ze lief naar mij lacht. En ze kan ontzettend lief lachen.
Twee katten dus, die na een aanvankelijke schrik reactie: “hee, er is er hier nog zo eentje als ik” het erg goed met elkaar konden vinden. Het zijn ook nog biologische broertjes van elkaar en ondanks dat, of misschien dankzij dat is er een innige band gesmeed tussen die twee.
Nu was het me al opgevallen dat Jemal bij tijd en wijle bij onze tuinpoort ging zitten om van daaruit te miauwen…. Nou ja, Miauwen. Om de één of andere mysterieuze reden is Jem nooit verder gekomen dan een hoog piepje. “Piep,” hoorde ik dan bij de tuindeur. “Piehiehiehiep.” Wat zoveel betekende als: “Hallo het is hier heel gezellig hoor. Kom je ook spelen?” Ik schonk daar niet zoveel aandacht aan. Tenslotte heeft iedere zichzelf respecterende kat een territorium, waar zij zich strikt aan houden. Zo niet die van mij.
Na enige tijd verscheen er een kat in de tuin. Een mooie rode, die er hele verhalen op losliet. Hij kon mauwen als de beste. Hij lag op de kist, op mijn tuinkussens en liet overal een mooi rood donslaagje achter. Mijn hoop was natuurlijk gericht op Mokum, onze jager, onze rover. Door de dode muizen in mijn tuin verwachtte ik inzicht en daadkracht. Tot ik Mokum daadwerkelijk zag dealen met de indringer. Hij vond het eng. Zucht! Hij kroop onder een tafeltje om daar te wachten tot het rode gevaar was geweken.
Net op het moment, dat ik me neer had gelegd bij Rode Kater ontvouwde zich het plan. De katten waren zo goed dit met mij te delen. Ze begonnen een Kattenhotel. “Zijn jullie het daar allebei over eens?” vroeg ik hoopvol. “ja,” piepte de één. De ander hield een heel verhaal met verschillende toonaarden. Mokum kan miauwen als brugman zeg maar. Zo kan hij een lang verhaal houden over dat het regent als hij nat binnenkomt. Maar dat geheel terzijde.
En zo werd het Kattenhotel geboren. Jullie zullen je afvragen of ik daar geen zeggenschap in heb. De uitdrukking: katten hebben personeel schiet mij terstond te binnen. Het antwoord daarop is dus nee! Hoewel, ik heb een dappere grens gesteld. De tuin! En daar blijft het bij. Mijn katten knikten traag en waren daar voorlopig tevreden mee.
Het werd een gezellige drukte in de tuin. Het Kattenhotel liep en loopt als geen ander. Iedere kat, die bedenkt dat hij of zij wel even een rustmomentje kan gebruiken, komt met plezier een poosje slapen op één van MIJN tuinkussens, MIJN tafel, MIJN kist. Of erger nog in MIJN schuur.
En merkwaardigerwijs, kwamen ze ook iedere dag een stapje dichterbij MIJN deur. De deur, waarvan ik uitdrukkelijk gezegd had dat het de grens van het Kattenhotel zou zijn. MIJN grens!
Afgelopen week moest ik even naar boven wat pakken. Naar beneden lopend, vond ik al dat ik wat opvallende kattengeluiden hoorde, die niet van buiten kwamen. Eenmaal beneden liep ik de kamer in en wie zat daar op MIJN luie stoel? AAAAAARGH! “miauw?” vroeg hij nog, maar ik heb hem naar buiten gejaagd. Het is hier geen hotel.